Casus: Problemen rond de aangifte
De context
X is werkzaam als zzp’er. Hij geeft mkb-bedrijven adviezen over hoe ze de organisatie beter kunnen structuren, efficiënter kunnen maken, zodat ze beter kunnen presteren. Ook helpt hij met het implementeren van deze adviezen.
X is begin 2019 uitgenodigd om een aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2018 voor 1 mei 2019 in te dienen.
De aangifte zit niet in de becon-regeling van de adviseur. De adviseur vraagt op 1 maart uitstel voor het doen van aangifte aan. Uitstel wordt verleend tot 1 oktober 2019.
X gaat voor een opdracht van september tot half januari 2020 naar het buitenland en denkt niet meer aan de aangifte.
Eind november neemt zijn adviseur contact op met de vraag of X nog iets heeft gehoord van de Belastingdienst over de aangifte. X antwoordt dat hij niks meer heeft gehoord. De adviseur en X besluiten af te wachten.
De Belastingdienst legt op 24 januari 2020 de aanslag op naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van €500.000. Er wordt een verzuimboete wegens het niet doen van aangifte opgelegd en een vergrijpboete van 50% van de niet aangegeven belasting. Volgens de inspecteur heeft X opzettelijk geen aangifte gedaan.
X schrikt van de aanslag hij heeft nooit meer wat gehoord. Hij neemt contact op met mijn adviseur en die doet met dagtekening 31 januari 2020 alsnog aangifte. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is volgens de aangifte €30.000.
Vraag en antwoord
Vraag: Hoe moet de door de adviseur ingediende aangifte worden gekwalificeerd?
Antwoord
Een na het opleggen van de aanslag ingediende aangifte, is geen aangifte. Voor de inkomstenbelasting geldt een na de aanslag ingediende digitale aangifte wordt aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering (art. 9.6 Wet IB 2001).
Vraag: X is het ook niet eens met de opgelegde boetes? Volgens de adviseur hoeft daartegen niet afzonderlijk bezwaar gemaakt te worden. De ingediende aangifte moet worden aangemerkt als een bezwaar dat geldt ook voor opgelegde boetes?
Antwoord
Er moet nog wel afzonderlijk tegen de boetes bezwaar worden gemaakt. De aangifte inkomstenbelasting wordt sinds 1 januari 2024 niet meer als een bezwaar aangemerkt maar als een verzoek om ambtshalve vermindering.
Vraag: X vindt het ook raar dat er twee boetes zijn opgelegd. Kan dat wel?
Antwoord
Dat kan niet. X kan niet en een verzuimboete en een vergrijpboete wegens het niet doen van aangifte krijgen. De inspecteur moet een keuze maken.
Vraag: Bovendien had X niks meer gehoord van de Belastingdienst. Hij vond wel een aanmaning om aangifte te doen toen hij terugkwam uit het buitenland maar voordat hij daarop kon reageren was de aanslag al opgelegd. Dat kan hem dan ook niet worden aangerekend.
Antwoord
X had ervoor moeten zorgen dat de post tijdens zijn afwezigheid zou worden doorgestuurd. Hij had de Belastingdienst kunnen vragen de post naar zijn adviseur te sturen (HR 27 januari 2006, nr. 40.719, ECLI:NL:HR:2006:AV0406).
Er is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van een verzuimboete.
Vraag: Naar aanleiding van de aangifte heeft de inspecteur vragen gesteld over de omzetverantwoording. Volgens de inspecteur is niet alle omzet aangegeven. X geeft te weinig privé uit, zo blijkt uit de bankafschriften over 2018 die de inspecteur heeft opgevraagd. Er moet wel meer omzet zijn geweest. Volgens de inspecteur laat X zich contant betalen of heeft hij een bankrekening in een land met een bankgeheim. De inspecteur is voornemens om de aanslag te handhaven. Omdat X geen aangifte heeft gedaan, moet hij maar bewijzen dat de aanslag niet juist is. Klopt de redenering van de inspecteur?
Antwoord
Omdat X geen aangifte heeft gedaan terwijl er wel inkomen is geweest dat aangegeven had moeten worden, heeft X een probleem. De bewijslast wordt inderdaad omgekeerd en verzwaard. Dat betekent overigens niet dat de inspecteur helemaal niets meer hoeft te doen. Hij moet met de normale bewijslast bewijzen dat er meer inkomen is geweest. Dat mag ook aan de hand van vermoedens. Dat is wat de inspecteur hier doet. De inspecteur meent dat X niet kan hebben geleefd van het inkomen dat hij heeft genoten. Hij geeft te weinig privé uit.
X moet dat vermoeden ontzenuwen. Stel er wordt inderdaad weinig privé uitgegeven. Welke verklaring heeft X hiervoor? Misschien heeft hij een partner met een hoog inkomen of heeft hij steun van familie gehad.
Stel X heeft geen afdoende verklaring voor de lage privé uitgaven, kan de inspecteur dan het inkomen op €500.000 vaststellen? X kan misschien ook nog iets over de omvang van het aangegeven inkomen verklaren. Misschien heeft hij een aantal maanden geen opdracht gehad of is hij een langere periode ziek geweest.
Als de bewijslast eenmaal is omgekeerd en is verzwaard dan krijgt de inspecteur wel veel ruimte. De willekeur is de grens volgens de Hoge Raad. De inspecteur moet wel iets van een aanknopingspunt hebben. Het bedrag mag niet volledig uit de lucht zijn gegrepen. De inspecteur kan bijvoorbeeld aanknopen bij de best presterende ondernemer in de branche waarin X actief is.