Aanslagbelasting: aanslag

De juiste aanpak bij aanslagen

Stappenplan

Als de inspecteur een navorderingsaanslag aankondigt, kun je een aantal stappen zetten om te beoordelen of hij ook daadwerkelijk bevoegd is om na te vorderen.

  • Of de inspecteur kan navorderen hangt af van de feiten en omstandigheden van het geval. Het is daarom belangrijk om na te gaan en vast te stellen wat er is gebeurd. Hoe is de aanslag tot stand gekomen? Waarom is deze te laag?

  • De inspecteur moet bewijzen dat hij bevoegd is om na te vorderen. Hij moet dus de feiten en omstandigheden naar voren brengen op grond waarvan hij meent te kunnen navorderen.  Ook moet hij bewijzen dat de navorderingstermijn niet al is verstreken.

    Voor zowel de bevoegdheid tot navordering als voor de navorderingstermijn geldt dat de inspecteur dat alleen hoeft te bewijzen als (namens) belastingplichtige daar een probleem van wordt gemaakt. Het is geen aangelegenheid die ambtshalve moet worden onderzocht.

    Meestal is het zo dat de partij die de bewijslast heeft, het lastiger heeft. Dat geldt bij navordering ook wel maar, behoudens bij kwade trouw, daar moet de inspecteur opzet bewijzen, ligt de lat voor de inspecteur niet zo heel hoog. De inspecteur hoeft bijvoorbeeld niet snel tot onderzoek van de aangifte over te gaan en fouten door de geautomatiseerde afdoening kan hij meestal corrigeren zonder nieuw feit.

    Hij hoeft voorts ook niet te kiezen. De inspecteur kan primair stellen dat sprake is van een nieuw feit en subsidiair kwade trouw en/of kenbare fout.

  • Vervolgens moet worden beoordeeld of aan de voorwaarden voor navordering is voldaan. Met andere woorden, heeft hij een nieuw feit of is er sprake van een kenbare fout of misschien kwade trouw? En is het binnen de termijn?

Kun je een discussie hierover oplossen?

Discussies met de Belastingdienst over de navorderingsbevoegdheid lenen zich over het algemeen niet zo goed voor een oplossing, tenzij sprake is van een misslag. Als de inspecteur meent dat hij kan navorderen, zal hij dat standpunt over het algemeen niet snel prijsgeven. Dat betekent dat je moet gaan procederen om je gelijk te kunnen halen.

Achtergrond

Aanslag

Aanslag (art. 11 AWR)

  • Bij aanslagbelastingen zoals de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting stelt de inspecteur de belastingschuld vast en formaliseert dat met een aanslag (art. 11, lid 1, AWR). De aangifte is daarbij een belangrijk hulpmiddel voor de inspecteur, maar is voor het opleggen van een aanslag niet noodzakelijk.

     

  • Art. 5 AWR bepaalt dat de inspecteur van een belastingaanslag een aanslagbiljet opmaakt. De Hoge Raad heeft beslist dat het aanslagbiljet op zichzelf niet aan een bepaalde vorm is gebonden maar het wel de volgende essentiële gegevens moet bevatten ((HR 30 september 1998, nr. 33.264, ECLI:NL:HR:1998:AA2304). Het betreft:

    ·       De naam van de belastingschuldige

    ·       Het bedrag van de belastingaanslag

    ·       De termijn waarbinnen moet worden betaald

    ·       De plaats van betaling)

    Als een aanslag wordt vernietigd omdat de aanslag niet op de juiste naam is gesteld, kan de inspecteur een ‘tweede’ aanslag opleggen als de termijn voor het opleggen van de aanslag nog niet is verstreken. Uit het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 2014 volgt dat dit mogelijk is, er is dan nog geen aanslag op naam van belastingplichtige opgelegd. In feite is het dan de ‘eerste’ aanslag (HR 21 februari 2014, nr. 12/05292, ECLI:NL:HR:2014:345). Voor andere essentiële gegevens lijkt dat niet mogelijk.

  • Als de inspecteur meent dat de aangifte onjuist of onvolledig is, kan hij bij het opleggen van de aanslag van de aangifte afwijken (art. 11, lid 2, AWR).

    Voornemen afwijking

    Voordat hij van de aangifte afwijkt, stuurt de inspecteur belastingplichtige of zijn adviseur een voornemen waarin hij aangeeft dat hij voornemens is van de aangifte af te wijken, op welk punt of welke punten en waarom. Belastingplichtige krijgt de gelegenheid om hierop te reageren.

    Het versturen van een voornemen is geen wettelijke verplichting voor de inspecteur, maar in het Besluit Fiscaal Bestuursrecht (par. 7) wordt vermeld dat de inspecteur bij correcties van de aangifte zoveel mogelijk vooraf contact opneemt met de belastingplichtige.

    Aankondiging correcties

    Als er een boekenonderzoek heeft plaatsgevonden en de inspecteur is op basis van zijn bevindingen voornemens om correcties toe te passen, zal hij de voorgenomen correcties opnemen in het conceptrapport van het boekenonderzoek. Belastingplichtige wordt in de gelegenheid gesteld om te reageren op het rapport. Meer over het rapport van het boekenonderzoek vind je onder het onderwerp “de Administratie”.

    Heffen of basis van schatting

    Als de inspecteur de aangifte wil corrigeren omdat hij bijvoorbeeld meent dat niet alle winst is verantwoord, zal het niet altijd mogelijk zijn om de daadwerkelijke genoten winst volledig te achterhalen. De inspecteur mag daarom een schatting maken van de winst die volgens hem niet is of zou zijn geheven als de aangifte zou worden gevolgd. Als de administratie nog voldoende betrouwbaar is, kan hij daarbij aansluiten, maar hij kan ook aansluiting zoeken bij bijvoorbeeld branchegegevens.

    Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad mag de aanslag niet naar willekeur worden vastgesteld, maar moet deze berusten op een redelijke schatting. De beoordeling of een schatting redelijk is (niet willekeurig), is een minder strenge toets voor de rechter dan de beoordeling of en hoeverre belastingplichtige bedrag aan omzet of winst niet in de aangifte heeft verantwoord. De inspecteur krijgt voor het maken van een schatting veel ruimte van de belastingrechter. Of belastingplichtige omzet of winst niet heeft verantwoord, moet de inspecteur eerst met de normale regels van de bewijslastverdeling bewijzen (aannemelijk maken), pas als hij dat heeft bewezen, klapt de bewijslast om en mag hij heffen op basis van een schatting (HR 9 juli 2021, nr. 20/01460, ECLI:NL:HR:2021:1086).

    Ook ander inkomen dat niet (volledig) in de aangifte is verantwoord, mag de inspecteur schatten. Ook hier geldt dat de inspecteur eerst moet bewijzen dat de aangifte onvolledig is (HR 1 oktober 2010, nr. 09/02151, ECLI:NL:HR:2010:BN8731). Omkering en verzwaring van de bewijslast en de schatting komt bij inhoudelijke gebreken aan bod, als de onvolledigheid absoluut en relatief gezien aanzienlijk is en belastingplichtige of zijn adviseur zich daarvan bewust was (HR 8 april 2022, nr. 20/02638, ECLI:NL:HR:2022:526).

    Meer over het onderwerp ‘verzwaarde bewijslast’ vind je onderwerp ‘Bewijs’.

  • Als er geen aangifte wordt ingediend, terwijl de belastingplichtige daartoe wel was uitgenodigd en aangemaand, kan de inspecteur de aanslag ambtshalve vaststellen (art. 11, lid 2, AWR). De inspecteur zal het genoten inkomen of de belastbare winst in dat geval schatten. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad mag deze schatting niet onredelijk, niet willekeurig zijn (HR 14 september 2007, nr. 42.263, ECLI:NL:HR:2007:BB3445). De inspecteur krijg van de Hoge Raad veel ruimte bij het maken van een schatting.

    Als geen aangifte wordt gedaan terwijl de belastingplichtige hiertoe wel was uitgenodigd, loopt de belastingplichtige voorts tegen omkering en verzwaring van de bewijslast aan omdat de vereiste aangifte niet is gedaan (ar.t 25, lid 3, AWR en art. 27e AWR) (HR 14 april 2017, nr. 16/05276, ECLI:NL:HR:2017:675). Belastingplichtige moet in dat geval op overtuigende wijze aantonen dat de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Dit is vaak geen eenvoudige opgave.

  • De inspecteur kan een aanslag opleggen aan een ontbonden rechtspersoon.

    Het vaststellen van een belastingaanslag is volgens de Hoge Raad niks meer dan de vaststelling dat de niet meer bestaande vennootschap in dat jaar een belastingschuld heeft gehad (HR 19 september 2003, nr. 38.372, ECLI:NL:HR:2003:AK8288).

    De belastingaanslag heeft geen rechtsgevolgen totdat de belastingaanslag bekend is gemaakt. De belastingaanslag kan niet worden ingevorderd en de bezwaartermijn gaat niet lopen (HR 21 april 2023, nr. 20/04297, ECLI:NL:HR:2023:543) ook kunnen voormalige bestuurders niet aansprakelijk worden gesteld. De ontvanger maakt de aanslag bekend via heropening van de vereffening of op alternatieve wijze (art. 8, lid 2, IW). Zie voor meer informatie over bekendmaking van belastingaanslagen het onderwerp “Invordering, bekendmaking belastingaanslag”.

Aanslagtermijn

  • De termijn waarbinnen de aanslag moet worden vastgesteld bedraagt 3 jaar. De termijn biedt een belastingplichtige een waarborg dat hij binnen een redelijke zijn belastingafrekening ontvangt (HR 18 april 2014, nr. 13/04796, ECLI:NL:HR:2014:930, ro. 3.3.2, verwijzing parlementaire geschiedenis). De achtergrond daarvan is dat belastingplichtige niet te lang in onzekerheid moet verkeren over de omvang van de belasting die hij moet betalen.

    Voor aanslagbelastingen geldt voorts dat na het opleggen van de definitieve aanslag niet zomaar een volgende belastingaanslag kan worden opgelegd. De inspecteur kan geen tweede aanslag opleggen, hij kan alleen navorderen en aan navordering zijn voorwaarden verbonden (zie voor de voorwaarden onderwerp ‘Navordering’).

  • De termijn voor het opleggen van een aanslag wordt verlengd met de duur van het verleende uitstel voor het doen van aangifte (art. 11, lid 3, AWR). Als er discussie ontstaat over de vraag of er uitstel voor het doen van aangifte is verleend, moet de inspecteur bewijzen dat daadwerkelijk uitstel binnen de driejaarstermijn is verleend (HR 13 juli 2007, nr. 43.699, ECLI:NL:HR:2007:BA9336)

    Dat geldt niet als het de belastingplichtige op andere wijze bekend was dat uitstel was verleend, bijvoorbeeld door toepassing van de uitstelregeling (HR 20 februari 2009, nr. 43.989, ECLI:NL:HR:2009:BH3350 )

     

  • De inspecteur mag de hele aanslagtermijn benutten. Problemen kunnen zich voordoen als de inspecteur de aanslag aan het einde van de termijn oplegt. Een aanslag heeft pas rechtsgevolgen als het op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (art. 3:41 Awb). Volgens de bijlage bij de Regeling elektronisch verkeer Belastingdienst mag de aanslag niet uitsluitend digitaal bekend worden gemaakt (Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst). Een aanslagbiljet moet ook per post worden verstuurd (HR 25 mei 2018, nr. 17/02663, ECLI:NL:HR:2018:758, ro. 2.3.5.)

    Volgens de Hoge Raad is een aanslag niet op tijd vastgesteld als de aanslag weliswaar binnen de 3 jaar is gedagtekend, maar niet binnen die termijn op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Als de bekendmaking per post plaatsvindt en dat zal in verreweg de meeste gevallen zo zijn, is de aanslag met de terpostbezorging bekend gemaakt. Dat is anders als het aanslagbiljet belastingplichtige niet bereikt door een fout van de Belastingdienst, zoals verkeerde adressering. In dat geval heeft de bekendmaking niet op de voorgeschreven wijze plaatsgehad (HR 18 april 2014, nr. 13/04796, ECLI:NL:HR:2014:830 en HR 17 juni 2022, nr. 20/2700, ECLI:NL:HR:2022:875).

    Gevolgen te laat opgelegde aanslag

    Als de aanslag niet binnen 3 jaar bekend is gemaakt, moet de aanslag in beginsel worden vernietigd als belastingplichtige zich daarop beroept. Dat laatste is belangrijk, of de aanslag tijdig bekend is gemaakt, wordt namelijk niet ambtshalve getoetst. Belastingplichtige moet zich erop beroepen (HR 17 december 2004, nr. 38.955, ECLI:NL:HR:2004:AR7742).

    Als een aanslag te laat is opgelegd en daarom moet worden vernietigd, heeft geen gevolgen een eventueel op het aanslagbiljet opgenomen verliesvaststellingsbeschikking (HR 23 februari 2018, nr. 17/00188, ECLI:NL:HR:2018:264. De verliesvaststellingsbeschikking blijft gewoon bestaan.

    Wat zijn de gevolgen voor de voorlopige aanslag en wat zijn de gevolgen voor de loonbelasting als de aanslag te laat is opgelegd? De wet maakt dat niet duidelijk. De Hoge Raad heeft daaraan invulling gegeven in zijn arrest van 16 oktober 1991 (HR 16 oktober 1991, nr. 24.416, ECLI:NL:HR:1991:BH7959). De Hoge Raad heeft beslist dat opgelegde voorlopige aanslagen net als de aanslag moeten worden vernietigd. De loonbelasting blijft in stand en wordt alleen verminderd voor zover het de materiele belastingschuld overtreft. Volgens de Hoge Raad is de loonbelasting een afzonderlijke heffing en kan het als eindheffing fungeren.

     

  • Als de aanslag te laat is opgelegd, kan de aanslag worden geconverteerd als aan de voorwaarden voor navordering is voldaan (HR 2 juni 2006, nr. 41052, ECLI:NL:HR:2006:AU2297). Er moet sprake zijn van een nieuw feit of kwade trouw. Een beroep op een kenbare fout kan de inspecteur niet doen omdat geen aanslag binnen de termijn is bekendgemaakt.

    Er is niet veel rechtspraak over dit onderwerp. In de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van het Hof Den Bosch van 30 augustus 2019 slaagde de inspecteur aannemelijk te maken dat sprake was van kwade trouw en dus kon de aanslag worden omgezet in een navorderingsaanslag (Hof Den Bosch 30 augustus 2019, nrs.18/00437 t/m 18/00441, ECLI:NL:GHSHE:2019:3249).

    Moet de inspecteur er een beroep op doen?

    Volgens de rechtbank Gelderland niet. De rechtbank leidt uit het arrest van de Hoge Raad af dat de aanslag door de belastingrechter ambtshalve moet worden geconverteerd als aan de voorwaarden voor navordering is voldaan (Rb Gelderland 13 april 2021, nrs. 19/4703 ev, ECLI:NL:RBGEL:2021:1847).

    De Hoge Raad heeft zich (nog) niet expliciet uitgelaten over de vraag of de aanslag ambtshalve geconverteerd moet/kan worden.

  • Verlenging van de aanslagtermijn is alleen toegestaan met toestemming van belastingplichtige. Belastingplichtige kan alleen toestemming geven voor de verlenging van de aanslagtermijn en niet voor het opleggen van een boete. In zijn arrest van 29 april 2011 heeft de Hoge Raad beslist dat de belastingrechter ambtshalve moet toetsen of de termijn waarbinnen de boete kan worden opgelegd is verstreken (HR 29 april 2011, nr. 09/05158, ECLI:NL:HR:2011:9685). Voor de termijn waarbinnen een boete aan belastingplichtigen en inhoudingsplichtigen kan worden opgelegd, is aangesloten bij de aanslagtermijn.

     

Voorlopige aanslag

  • Aan de aanslag kunnen een of meerdere voorlopige aanslagen voorafgaan (art. 13, lid 3, AWR).

     Een voorlopige aanslag die op een positief bedrag wordt vastgesteld, kan eerst tijdens het tijdvak waarop het betrekking heeft, worden opgelegd (art. 13, lid 1, AWR).

    Voorlopige teruggaaf

    Een voorlopige aanslag die op een negatief bedrag wordt vastgesteld, wordt voorlopige teruggaaf genoemd (art. 13, lid 2, AWR). Voorlopige teruggaven kunnen ook voor het begin van het tijdvak waarop het betrekking heeft worden vastgesteld. Een voorlopige aanslag kan ook na het einde van het tijdvak worden opgelegd. Voor of na de aangifte.

    Verzoek om een voorlopige aanslag

    Belastingplichtige kan de inspecteur verzoeken om een voorlopige aanslag op te leggen. Een dergelijk verzoek wordt niet aangemerkt als een aanvraag in de zin van art. 1:3, derde lid, Awb (art. 13, lid 4, Awb). De bepalingen die op de behandeling van een aanvraag gelden, zijn dus niet van toepassing.

    Een belastingplichtige kan bijvoorbeeld om een voorlopige aanslag verzoeken om het in rekening brengen van belastingrente te voorkomen.

    Inspecteur kan van het opleggen van een voorlopige aanslag afzien of tot een ander bedrag vaststellen

    Art. 13, lid 5, AWR geeft een aantal redenen op grond waarvan de inspecteur van het opleggen van een voorlopige aanslag kan afzien of kan beslissen helemaal geen voorlopige aanslag op te leggen.

    Het betreft de volgende redenen:

    ·      De inspecteur heeft twijfels over de juistheid van het adres van belastingplichtige of het adres ontbreekt.

    ·      Belastingplichtige heeft een vergrijp begaan waarvoor boete kan worden opgelegd of tot strafrechtelijke vervolging kan worden overgegaan.

    ·      Belastingplichtige niet of niet binnen de gestelde termijn aangifte voor de inkomstenbelasting heeft gedaan.

    Tegen een beslissing van de inspecteur om geen voorlopige aanslag op te leggen, staat geen rechtsmiddel open. Wordt de voorlopige aanslag op een ander bedrag vastgesteld dan kan belastingplichtige om herziening van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting vragen en na afwijzing daarvan bezwaar maken (art. 9.5. Wet inkomstenbelasting 2001 en art. 27 Wet op de Vennootschapsbelasting 1969).

  • Een tijdstipbelasting is een belasting waarbij de belastingschuld ontstaat naar aanleiding van een gebeurtenis, een overlijden of een schenking.

    Na het tijdstip van het overlijden kan de inspecteur een voorlopige aanslag opleggen (art. 14, lid 1, AWR). De voorlopige aanslag kan met een of meerdere voorlopige aanslagen worden aangevuld (art. 14, lid 2, AWR).

  • Voorheffingen en voorlopige aanslagen worden verrekend met de definitieve aanslag (art. 15 AWR).

    Als de aanslag te laat wordt opgelegd en moet worden vernietigd, moet ook de voorlopige aanslag worden vernietigd. Voorheffingen zoals de loonbelasting blijven wel in stand (HR 16 oktober 1991, nr. 24.416, ECLI:NL:HR:1991:BH7959).

    De voorlopige aanslag moet ook worden vernietigd als ten onrechte helemaal geen aanslag wordt opgelegd.

    Procedure over voorlopige aanslag blijft relevant

    Is een procedure over de voorlopige aanslag nog relevant als definitieve aanslag is opgelegd en de voorlopige aanslag daarmee is verrekend? Ja, zegt de Hoge Raad in zijn arrest van 19 februari 2010. De voorlopige aanslag vervalt namelijk niet als de definitieve aanslag wordt opgelegd. De ontvanger kan de voorlopige aanslag gewoon invorderen (HR 19 februari 2010, nr. 08/03784, ECLI:NL:HR:2010:BK1034).

    Het belang bij een procedure tegen de voorlopige aanslag is er nog steeds, ook sinds de procedure is gewijzigd, in die zin dat rechtstreeks bezwaar tegen een voorlopige aanslag niet meer mogelijk is en eerst om herziening moet worden gevraagd, voordat bezwaar kan worden gemaakt.

     

Herziening voorlopige aanslag

  • Met ingang van 1 januari 2010 (Staatsblad 2009, 611) is de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen een voorlopige aanslag afgeschaft. In plaats daarvan kan belastingplichtige om herziening van de voorlopige aanslag verzoeken. Voor een verzoek om herziening geldt niet, zoals bij bezwaar, een termijn van 6 weken. Verzoek om herziening kan dus ook na die 6 weken worden ingediend. Een verzoek om herziening heeft geen zin meer als de definitieve aanslag is opgelegd.

    Verzoek om herziening belastingrente

    Voor de belastingrente geldt een afwijkende termijn.  Om herziening van de belastingrente kan worden gevraagd tot 6 weken na het opleggen na het opleggen van de aanslag waarmee de voorlopige aanslag is verrekend (art. 9.5, lid 5, Wet IB 2001). Dat is nodig omdat de eerder bij de voorlopige aanslag in rekening gebrachte belastingrente bij de aanslag niet opnieuw in rekening wordt gebracht. Het betwisten van de in rekening gebrachte belastingrente verloopt dus via een verzoek om herziening van de voorlopige aanslag (Memorie van ToelichtingKamerstukken II 2022/23, 36342, nr. 3, pagina 9 en 10).

    Bezwaar tegen afwijzende beslissing om de voorlopige aanslag te herzien

    Als de inspecteur het verzoek om herziening afwijst, kan hiertegen bezwaar worden gemaakt. Bezwaar kan worden gemaakt tot de dag van de dagtekening van de aanslag waarmee de voorlopige aanslag wordt verrekend (art. 9.5, lid 2, Wet IB 2001).

    Bezwaartermijn belastingrente

    Voor de belastingrente geldt dat de bezwaartermijn minimaal 6 weken moet zijn. Dus als de definitieve aanslag kort (binnen 6 weken) op de afwijzende beslissing volgt, bedraagt de bezwaartermijn tegen de weigering om de belastingrente te herzien, 6 weken (art. 9.5, lid 5, Wet IB 2001). De bezwaartermijn gaat in dat geval lopen op de dag na de dagtekening van de beslissing van de inspecteur om de belastingrente niet te herzien (art. 22j AWR)

  • Nadat enige ervaring met de regeling is opgedaan in de inkomstenbelasting is de regeling ook in de vennootschapsbelasting ingevoerd. Per 1 januari 2012 kan belastingplichtige om herziening van de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting verzoeken (Staatsblad 2011, 640). De regeling is hetzelfde als in de inkomstenbelasting. Zie voor de toelichting hierop het kopje ‘Verzoek om herziening voorlopige aanslag inkomstenbelasting’.

Do’s & don’ts bij aanslagen

Op zoek naar een goede strategie?

Relevante wet- en regelgeving

  • Artikel 5 AWR

    Dit artikel bepaalt dat de inspecteur een aanslagbiljet moet opmaken. De aanslag is vormvrij maar moet wel bepaalde essentiële gegevens bevatten, zoals naam, bedrag van de belastingaanslag, termijn waarbinnen moet worden betaald en hoe er kan worden betaald.

  • Artikel 11 AWR

    De inspecteur kan binnen 3 jaar een aanslag opleggen. De termijn wordt verlengd met de duur van het verleende uitstel voor het doen van aangifte. De inspecteur kan van de aangifte afwijken. Als er geen aangifte is gedaan kan de aanslag ambtshalve worden vastgesteld.

  • Artikel 13 AWR

    Aan de aanslag kunnen een of meerdere voorlopige aanslagen voorafgaan.

  • Artikel 14 AWR

    De inspecteur kan ook voorlopige aanslagen bij tijdstip belastingen, zoals schenk- en erfbelasting, opleggen.

     

  • Artikel 15 AWR

    Voorheffingen en voorlopige aanslagen worden verrekend met de aanslag.

  • Art. 9.5 IB 2001

    Tegen een voorlopige aanslag inkomstenbelasting staat geen bezwaar open. Belastingplichtige kan om herziening verzoeken. Word dat verzoek afgewezen dan kan daartegen bezwaar worden gemaakt.

     

  • Art. 27 Vpb

    Tegen een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting staat geen bezwaar open. Belastingplichtige kan om herziening verzoeken. Word dat verzoek afgewezen dan kan daartegen bezwaar worden gemaakt.

  • Art. 25, lid 3, AWR en art. 27e AWR

    De bewijslast wordt omgekeerd en verzwaard als de vereiste aangifte niet is gedaan. Dit speelt onder meer als geen aangifte is gedaan, terwijl belastingplichtige hiertoe wel was uitgenodigd.

  • Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst

    Een aanslag mag niet uitsluitend digitaal bekend worden gemaakt.

     

Relevante rechtspraak

Essentiele gegevens en tenaamstelling

  • Referentie: ECLI:NL:HR:1998:AA2304

    Een aanslagbiljet moe
    t minimaal naam, bedrag, betalingstermijn en plaats van betaling bevatten.

  • Referentie: ECLI:NL:HR:2014:345

    Na vernietiging wegens verkeerde tenaamstelling mag een nieuwe aanslag worden opgelegd zolang de termijn nog openstaat.

Afwijken van de aangifte en schatting

  • Referenties: ECLI:NL:HR:2021:1086

    Als de aangifte onjuist en onvolledig is en daardoor niet bruikbaar, mag de inspecteur een redelijke (niet willekeurige) schatting maken.

  • Referentie: ECLI:NL:HR:2010:BN8731

    Eerst moet de inspecteur met de regels voor normale bewijslastverdeling aantonen dat de aangifte onvolledig is, daarna mag hij schatten. Bij het maken van een schatting krijg hij veel ruimte.

     

Ambtshalve aanslag en bewijslast

  • Referentie:

  • Referentie:

Ontbonden rechtspersoon

  • Referentie:

  • Item description

Aanslagtermijn en bekendmaking

  • Referentie:

  • Referentie:

  • Referentie:

  • Referentie:

Te laat opgelegde aanslag en gevolgen

  • Referentie:

Verlenging aanslag termijn

  • Referentie:

Conversie

  • Referentie:

Voorlopige aanslagen

  • Referentie:

Actualiteiten over systemen van heffing

Hulp nodig?

Soms kom je er zelf niet helemaal uit. Vraag dan hulp aan Diana. Ze kijkt graag met je mee.